Kunst, werk of hobby?
Vaak als je op feestjes komt, ben je toch wel enige vorm van gesprekstof. Net zoals het hebben over de hoogte van snelheidsboetes, die we het afgelopen jaar gescoord hebben. De promotie die we gemaakt hebben bij onze baas. De aankoop van de nieuwe bolide. “En Botas, nog iets aparts gecreëerd de laatste tijd?”. Iets wat ik in al de jaren nog nooit onder de knie heb gekregen is, het mondeling uitleggen waar ik nou eigenlijk helemaal mee bezig ben. “Kom kijken” is dan snel het credo. Laatst hadden we een hele interessante discussie over kunst. Een gesprek tussen de kunstenaar en de kunstliefhebber. De kernvraag van dit gesprek was: “Is kunst nu je werk of je hobby?”. In beginsel kon ik daar snel antwoord opgeven. “Werk”, want als iemand mij vraagt wat ik in het dagelijks leven doe, is mijn antwoordt: “Kunstenaar, zowel in het leven als ook op het doek”. Maar mijn gesprekspartner nam geen genoegen met mijn antwoord. We gingen een trede verder. “Als kunst je werk is; perform je een kunstje”, “je maakt niet de dingen die je zou graag zou willen”,”je voelt je niet vrij om te creëren wat je wilt, hoe lelijk dan ook, want je denkt altijd aan de vraag van de markt”, “je moet toch eten?”. “Hmm, tja, een goeie” kon ik beamen. Als iemand een goed argument of goede vraag heeft, neem ik deze altijd in mijn achterhoofd mee. Iets om nog eens op een rustig moment over te broeden.
Zo zat ik van de week op de wc, over dit vraagstuk na te broeden. De kneep van het verschil zit hem in de lading van het woord werk. Werk is voor de gemiddelde Nederlander een woord met een negatieve lading; we moeten. Negatieve visioenen van fietsende arbeiders zij aan zij, achterop hun fiets steevast het trommeltje, daarin hun broodje met hoe kan het ook anders; kaas. Om vijf voor acht staan ze bij de prikklok; hun werkdag begint. Hetzelfde ritueel herhaald zich om vijf over vier uur in de middag, zij het in omgekeerde volgorde. De enige verschillen zijn: het trommeltje is leeg en moeders wacht thuis met de pan gekookte piepers, in plaats van de ontbijtbordjes die ochtend. Vlak voor het naar bed gaan, berekend men nog even hoe lang men nog moet tot het pensioen; nog 21 jaar, 3 maanden en 2 dagen. Maar de pensioenfondsen drukken ons op het hart; de in het verleden behaalde resultaten bieden geen zekerheid voor de toekomst.
Ondanks alles houden we hoop; met zweet tussen de billen, houden wij ons oudejaarslot vast, hopende dat wij die ene gelukkige zijn. Daarbij in het geniep, een beetje vooruitlopen op wat we allemaal wel niet zouden doen als .. “Meneer Jansen, nee die werkt hier niet meer”. “Kunt u dat nog een keer herhalen?”. Nee, het woord werk, word gemiddeld niet als iets positiefs gezien. Het moet gebeuren, anders kunnen er geen nieuwe luiers gekocht worden, dan word het allemaal wel heel onwelriekend. Tja, maar werk ik nu niet dan? Is mijn ding louter en alleen hobby? Nee, ik werk, met heel veel plezier. Ik ben gezegend met een stukje eigenwijsheid, die mij weerhoud van het moeten. Mijn streven in het leven is, mij bezig houden met het maken en creëren van dingen die ik wil maken. En dat de menigte dat toevallig ook mooi vindt, is dan mooi meegenomen. Niet?.... Dan maar een vieze luier af en toe.
Botas (2009)